Groenland, Tasiilaq. Feb 2006.
Groenland wordt door de wetenschap beschouwd als een van de oudste stukken aarde van onze planeet. Een land meer dan vijftig keer zo groot als Nederland, dat voornamelijk bestaat uit een drie kilometer dikke ijskap die tien procent van 's werelds zoetwatervoorraad bevat. De slechts 56.000 bewoners in dit poolgebied, voornamelijk Inuit, wonen aan de randen van deze ijskap. Van de oerbeelden uit de Edda vermoedt men dat ze voornamelijk ontleend zijn aan de beleving van de natuur van Noorwegen en IJsland. Maar ook in Groenland is veel naamgeving te herleiden tot de Edda. Niet zo verrassend aangezien de huidige Inuit direct afstammen van de Noorse Vikingen. Tijd om iets te gaan ervaren van dit oerlandschap, de Inuitcultuur en het noorderlicht.
We maken een trektocht aan de dunbevolkte oostkant van Groenland, in februari met 8 mannen, een expeditie leider en een Inuitjager met hondenslede. Tenten, branders en expeditievoedsel gaan op de slede. De rest gaat mee op de rug. Toch nog zo'n achtien kilo per persoon. Het kan een pittige tocht zijn met de nodige onzekerheden in een subarctisch, ruw en veranderlijk klimaat. Tijdens de voorbesprekingen wordt al duidelijk dat naast de nodige fysieke conditie en training, met name een goede mentale gesteldheid een belangrijke randvoorwaarde voor een geslaagde tocht is. Belangrijk om nog eens goed naar je eigen motivatie te kijken. Ga je vooral om iets te bewijzen? Dan kan de uitdaging van de tocht erg gaan tegenvallen.
Op Valentijnsdag vliegen we naar Reykjavik (IJsland). Zodra we het luchtruim van IJsland betreden staat er een IJslandse priester op die ons vraagt getuige te zijn van de inzegening van zes huwelijken die in de lucht voltrokken worden. Een eerste signaal dat we ons kunnen voorbereiden op onverwachte ervaringen. Ook een douche op IJsland laat al zien dat we in een andere wereld terecht komen. Een voorzichtige lucht van rotte eieren komt je tegemoet wanneer je de warme kraan aanzet. Al het warme water (en verwarming überhaupt) komt uit natuurlijke bronnen. De zwavel in dit vulkanische landschap geeft het water een luchtje mee. De volgende dag vliegen we door naar Kulusuk, een eilandje voor de kust van Oost-Groenland, ter hoogte van de poolcirkel. Van daaruit brengt een helikopter ons naar Tasiilaq, de grootste plaats op Oost-Groenland met ongeveer 1500 voornamelijk Inuit inwoners. De helikoptervlucht is een ervaring op zichzelf en we bevinden ons nu in een witte wereld van bevroren en vaak besneeuwd zee-ijs en ijsbergen. In de ondergaande zon een adembenemend gezicht. Terwijl we ons opmaken voor een laatste nacht in de relatieve comfort van een hotel/pension met een warme maaltijd zien we de Inuit terugkomen over het zee-ijs met gevangen vis en zeehond. Het dorp laat een combinatie zien van sterke Inuit tradities, vermengd met invloeden van Deense overheidssteun. Tientallen auto's (!) in een dorp met slechts een paar verijsde straten is een vreemd gezicht. Zo te zien worden ze voornamelijk bestuurd door overheidsfunctionarissen. Twee mannen in een postauto rijden de hele dag op en neer. Je hebt niet het gevoel dat er iets doelmatigs wordt nagestreefd. Buiten de grenzen van de bebouwing begint de wildernis en lopen er alleen nog een paar slede sporen het zee-ijs op. We maken kennis met Dines, de Inuit die ons zal vergezellen met zijn hondenslede. Hij heeft de benodigde kennis van de sneeuw en het zee-ijs. De honden moeten ons tevens beschermen tegen de geringe kans dat we een ijsbeer tegen het lijf lopen Alhoewel één van onze mogelijke routes dicht langs een trekroute van de ijsbeer loopt.
De volgend ochtend hijsen we de rugzakken op onze schouders. De sneeuwschoenen worden ondergebonden, de groepsbepakking wordt op de hondenslede vastgemaakt en we vertrekken. Het vriest een graadje of vijftien, er staat weinig wind en een heerlijk zonnetje maakt de witte wereld sprookjesachtig. Een van de eerste dingen die opvalt is hoe sterk een verandering in het zonlicht het totale landschap verandert. De aan- of afwezigheid van de zon bepaald het contrast en maakt het verschil tussen het gevoel in de dichte mist te lopen dan wel in een helder berglandschap. Ons doel is het gehucht Tiniteqilaaq. We proberen hier in een zo recht mogelijke lijn met zo min mogelijk hoogte verschillen in twee dagen naar toe te lopen. Dan houden we vier loopdagen over om met een grote boog terug te lopen. De route terug zal afhankelijk zijn van de weersomstandigheden en de gesteldheid van de groep na de eerste twee dagen. Pauzes en rusten doen we weinig. De kleding die je overdag draagt is afgestemd op een forse inspanning terwijl je zoveel mogelijk probeert te voorkomen dat je gaat zweten (bevriezing!). Voor lang stilstaan is het dan te koud. Wanneer het die dag rond een uur of vijf donker begint te worden bereiken we twee houten schuilhutjes. De helft van de groep besluit de tent op te zetten, ook als oefening voor de dagen die komen gaan en wellicht moeilijke omstandigheden. De andere helft gebruikt de hutjes als onderkomen voor de nacht. Het opzetten van de tentjes (twee en drie persoons) valt nog behoorlijk tegen. Er is inmiddels een fikse bries opgestoken (die het nog kouder laat aanvoelen) en het is donker. De tent stabiel opzetten heeft iets weg van de puzzel van de kool, de geit en de wolf. Wanneer je de ene kant van de tent loslaat om de andere kant te gaan verankeren met sneeuwschoenen en skistokken, dan blaast de wind de boel omver. Ieder los tentzakje of ander materiaal dat je niet direct in je rugzak stopt waait onherroepelijk weg. De vermoeidheid en de honger maken de klus er niet eenvoudiger op. De sledehonden hebben geen tent nodig. Ze liggen lekker te slapen in de sneeuw en worden één met het landschap. Wind en sneeuw lijken op de honden geen enkele indruk te maken. Wanneer alles staat is er in de beschutting van een hutje al eten klaargemaakt en sneeuw gesmolten om de thermosflessen met water te vullen. Daar knap je van op. Die nacht kruip ik in mijn thermo-ondergoed in mijn slaapzak met slechts mijn neus blootgesteld aan de temperatuur in de tent. Mijn neus heeft het die nacht dan ook zwaar. Deze en komende nachten slaap ik niet veel. De omstandigheden en de verwerking van de beelden van overdag eisen 's nachts aandacht. Dat is niet storend. Het is heerlijk om ontspannen te liggen luisteren naar de wind en het klapperen van het tentdoek en zelfs het sporadische gesnurk van mijn tentgenoot (iets waar ik mezelf overigens ook aan schuldig blijk te maken...) is niet vervelend. De volgende ochtend maken we voedzame pap en smelten we weer zoveel mogelijk sneeuw. Één van de twee thermosflessen die iedereen bij zich heeft vullen we met instantsoep om onderweg de hardkeks (zeer voedzame, droge crackers) mee weg te spoelen. De dag van vandaag brengt weer prachtig zonnig weer, maar is lang. We moeten een lange gletsjer oversteken en het stijgen en dalen vraagt van veel mensen een grote inspanning. We komen meer of minder vermoeid in het donker aan in het gehucht Tiniteqilaaq waar we overnachten in een soort gemeenschapshuis.
Inuit nederzetting Tiniteqilaaq
Dines regelt een maaltijd bij een lokale familie. We krijgen een traditioneel gerecht voorgezet: zeehond. Een interessante ervaring maar bepaald geen culinair hoogtepunt. De volgende dag vertrekken we pas laat om een beetje te kunnen bijkomen van de inspanning van gisteren. Dat geeft de mogelijkheid om het gehucht te bezichtigen en in ons op te nemen. Dines geeft ons een rondleiding. Het gehucht, haar atmosfeer en haar inwoners maken een diepe indruk. We moeten voorzichtig zijn met het maken van foto's. Niet alle inwoners zijn hier van gediend. Ik vermoed dat het idee dat een foto je ziel afpakt en in een doosje stopt hier een rol zal spelen. Overigens zijn wij voor het dorp een even grote bezienswaardigheid.
Drie groepsleden hebben het inmiddels erg moeilijk gekregen. Uitputting en/of fysieke ongemakken hebben de overhand gekregen. Tijd voor groepsoverleg. Eén mogelijke route terug wordt al snel afgewezen. Deze zal nog een stuk zwaarder gaan worden dan de afgelopen dagen met nog veel meer hoogteverschil. Ook de verwachte weersomstandigheden zullen een verzwarende factor gaan zijn. We kiezen voor een andere route die gedeeltelijk over open zee-ijs zal gaan lopen. Lokale informatie geeft aan dat een groot deel van deze route begaanbaar is. Een klein deel is echter onbetrouwbaar en hier zullen we ter plekke naar een oplossing moeten zoeken. Drie rugzakken gaan erbij op de hondenslee. Dit maakt het voor Dines en de honden echter niet eenvoudiger en hij zal vanaf nu meer hulp nodig hebben van het fitte deel van de groep om de slede door moeilijke passages heen te slepen.
Ik ben vanaf het begin van de tocht in een
jubelstemming die blijft tot aan de terugkeer in Tasiilaq. Ook ik
ken moeilijke momenten en voldoende pijntjes, maar ik ben zo aan het
genieten van alles wat er om me heen te zien en te ervaren is, dat de
persoonlijke ongemakken hierdoor volledig overstemd worden. Op één
moment later in de tocht na.
We verlaten Tiniteqilaaq en worden een poosje begeleid door een
tweede slede met drie jongens die het prachtig vinden om een stukje
mee te gaan. De sneeuw is zwaar. Het is vanochtend nog vrij onbewolkt,
maar voor de komende dagen is er sneeuw voorspeld en temperaturen die
overdag boven nul kunnen komen. Ongehoord voor Groenland in deze tijd van het jaar, alhoewel dit
de afgelopen jaren, vermoedelijk onder invloed van het broeikaseffect,
vaker voorgekomen blijkt te zijn. Het veranderende klimaat is een
groot probleem voor de Inuit. Hun winterroutes worden door het
"warme" weer onbetrouwbaar waardoor er niet gejaagd kan worden. Ook
trekken de dieren waarop ze gewend zijn te jagen verder weg.
Na twee uur licht geklommen te hebben duiken we een maagdelijke
kloof in. Fabelachtig! Zonlicht doet de kloof continue veranderen.
We moeten ons door een dik pak sneeuw heenwerken. Het is moeilijk
manoeuvreren met de slede en het is een schouwspel om te zien hoe
Dines de slee en de honden door de lange kloof stuurt. De honden
laten een gehuil horen iedere keer als de slee vastzit en ze hem niet
meer vooruit krijgen. Het is heerlijk om met de slee te stoeien en het
gezamenlijk steeds weer voor elkaar te krijgen haar weer in beweging te zetten. De
slee is zwaar en Dines draagt geen sneeuwschoenen waardoor hij zelf
weinig grip heeft op de diepe zachte sneeuw en moeilijk kracht kan
zetten. Plotseling valt de slee geheel op zijn kant. Dines zakt door
de sneeuw en komt op ooghoogte met de slee vast te zitten. In een
poging de slee niet verder te laten kantelen onderga ik ondanks de
sneeuwschoenen hetzelfde lot. Onder de sneeuw stroomt nog het
riviertje dat deze kloof zal hebben uitgesleten en ik haal een natte
voet. Achter mij zakt nog iemand door de sneeuw. Voordat de rest
ingrijpt en ons uit deze benarde situatie komt bevrijden klinkt luid
gelach en het inmiddels legendarisch geworden: "take picture first!".
Een ontwapenende humor die de angel uit veel situaties
heeft gehaald en een opbeurende kracht is geweest gedurende de reis.
Na nog wat uren door deze spectaculaire kloof doemt in de verte opeens
het zee-ijs op met daarin door de dalende zon beschenen en vastgevroren
ijsbergen. Ongelofelijke beelden. Niet lang daarna maken we kamp op het
zee-ijs in een kleine fjord. Die nacht hoor ik een poolvos rond de tent
scharrelen. Ik hoor de honden morren maar zou eigenlijk verwachten dat
ze feller van leer zouden trekken tegen deze indringer. De volgende
morgen lost het mysterie zich op. Mijn 'poolvos' blijkt een loslopende
husky te zijn die zijn touw heeft doorgeknaagd. Toen vorig jaar een
vergelijkbare tocht werd gemaakt heeft iemand die 's nachts zijn blaas
moest legen, in een vergelijkbare situatie twee starende ogen voor een
'polar bear' aangezien en het volledige kamp in rep en roer gebracht.
De volgende ochtend weer op pad voor wat de meest extreme en
indrukwekkende dag van de expeditie zal worden.
Terwijl we over het zee-ijs trekken gaan de sledehonden vol in de
ankers en willen niet verder. Dines kent en verwacht dit gedrag. De
honden blijken een feilloze neus te hebben voor onbetrouwbaar ijs.
Dines pakt zijn speer om een route uit te gaan prikken over het
onbetrouwbare ijs. Een paar stappen voor de slee en nog voordat zijn
speer de grond heeft geraakt zakt hij door het ijs en iedereen
beseft weer dat we geen staatsbosbeheer wandeling maken met koffie
en taart halverwege. Gezekerd met een touw en in een set droge kleren weet Dines verder zonder ongelukken een route te vinden over het ijs. Wij hebben van Dines opdracht gekregen de
honden en slede in bedwang te houden en er voor te zorgen dat ze hem
niet achterna komen zolang hij geen veilige route heeft gevonden.
Dat gaat lang goed. Wanneer Dines op het verste punt is breken de
honden echter los. Iemand grijpt het touw dat achter de slee hangt
en wordt een stuk meegesleurd. De slede is echter
onhoudbaar. Na een eerste afgrijzen zien we de honden nauwkeurig het
spoor volgen dat Dines heeft afgelegd en veilig bij hem aankomen. We
lopen er maar achteraan. Bij elkaar gekomen blijkt Dines de honden
een voor ons onhoorbaar signaal te hebben gegeven dat ze mochten
komen. Tja...
We lopen nu wederom door een laag papsneeuw en soms pap-ijs, af en
toe onderbroken door stukken land en kleine schiereilandjes. Het
zicht op de ijsbergen, stuk voor stuk prachtige sculpturen die soms
als naalden uit het zee-ijs opsteken, is weer puur genieten, ondanks
het feit dat we vandaag ondoordringbare bewolking hebben met
motsneeuw die smelt op handschoenen en kleding en alles klam en
vochtig maakt. Uiteindelijk verlaten we het ijs en beginnen aan een
klim omhoog door een fraaie kloof. Na een uurtje klimmen stuiten we
op een dramatisch tafereel. Vijftig meter voor ons is een volledig
uitgemergelde sledehond bezig te eten van het karkas van een andere overleden
sledehond. Beiden hun tuigjes nog om. Een aangeslagen Dines mompelt
dat dit niet kan en de overlevende hond eigenlijk afgemaakt moet
worden nu hij geleerd heeft een soortgenoot te eten. We hebben het
gevoel dat Dines zich door de groep toeristen weerhouden voelt om het
arme dier af te schieten en we besluiten alvast door te lopen.
Het spoortrekken is nu een machtige maar loodzware bezigheid. Het
sneeuwt lichtjes en samen met het gebrek aan zonlicht is ieder
contrast in het landschap verdwenen. Je kunt niet zien hoe hoog of
diep je volgende stap terecht gaat komen. Een goede route
uitstippelen is onmogelijk en alleen de randen van de bergen en een
sporadisch stukje rots om je heen geven enige oriëntatie. Een half
uur later komt Dines ons achterop. De uitgemergelde hond aan een touw
achter de slee. Sledehonden zijn geen huisdieren en hebben een lage
aaibaarheidsfactor. Ze eten geen brokjes maar hebben het gebit van
een wolf waarmee ze (twaalf stuks) regelmatig een zeehond zouden
moeten verorberen om op krachten te blijven. Een Inuit houdt echter
zielsveel van zijn beesten en het beeld van een uur geleden snijdt
Dines recht door zijn ziel. Hij heeft besloten het dier mee te nemen
om het bij de politie aan te geven zodat die kan uitzoeken wat hier
is gebeurd.
Inmiddels stijgen we niet veel meer en lopen in een langgerekte
kloof met een licht windje in de rug. We zijn moe en hongerig en
besluiten nog maximaal een uur (uurtje klinkt mij steeds te zonnig)
door te lopen zodat we voldoende daglicht over houden om de tenten
op te zetten. We zijn nat van het weer van vandaag, maar inmiddels
is de temperatuur weer een paar graden onder nul en koud heb ik het
niet. Het is met volle teugen genieten van alweer een totaal andere
dag dan de vorige en het is heerlijk om de vrieslucht op te snuiven
en lekker door te ploegen in de nog onberoerde sneeuw. De dag zal
echter nog meer afwijken van de voorgaande. Het lekkere windje in de
rug valt stil. Een moment dat qua gevoel vergelijkbaar was met de
verstilling die valt tijdens een zonsverduistering. Dan gaat de wind
langzaam vanuit tegengestelde richting waaien en krijgen we hem pal
tegen. Ze komt nu rechtstreeks van de Groenlandse ijskap naar
beneden. In deze lange rechte kloof gaat de hondenslee inmiddels
weer voorop en loopt wat vooruit. In een tijdbestek van een half uur
worden de (bivak)mutsen dichtgetrokken, de ventilatieopeningen in de
goretex jassen dichtgeritst, de sneeuwbrillen opgezet en worstelen
we ons nu tegen een striemende wind en sneeuw in. Hoever Dines met
de slee precies vooruit is weet ik niet. Zelfs op de 1 meter 70 van
mijn ogen tot de grond is het spoor van de slee en de hondenpootjes
vrijwel niet meer te zien. Wanneer we elkaar weer tegenkomen kunnen
we eigenlijk niet verder. Een tent opzetten met deze wind is
onmogelijk. Sterker nog, als de tent al zou staan zouden we hem nu
moeten afbreken om hem niet kwijt te raken. Dines weet dat deze wind alleen nog maar zal
toenemen en geen tent de komende storm zal doorstaan. Beraad. We gaan
een sneeuwhol graven om de storm in uit te zitten. Dat is even
omschakelen. Geen (relatief) warme tent, geen eten, maar graven en
spitten. Rugzakken gaan af, sneeuwschoenen uit om je vrij te kunnen
bewegen, en per toerbeurt pakken degenen die het nog aankunnen een
sneeuwschop. Eén persoon in het sneeuwhol en één in de opening om de
sneeuw die naar buitenkomt omhoog te gooien (de wind zorgt voor het
verdere transport). Communicatie is lastig. De gierende wind maakt
alles onverstaanbaar. Wanneer het hol enige omvang krijgt kan er een
tweede graver naar binnen. Buiten kun je met een sneeuwbril op
helemaal niets zien. Zonder bril zie je iets meer, maar is het een
pijnlijke bezigheid. Degenen die niet aan het graven zijn zitten met
het hoofd tussen de benen geklemd achter een rugzak verscholen uit
te puffen en snel daarna te rillen en te wachten op de kreet
"volgende". Wanneer het hol enige omvang heeft gekregen kunnen weer
twee personen naar binnen. Met kookgerei en voedsel om een pan eten
te gaan bereiden, terwijl er verder wordt gewerkt aan het hol.
Bewustzijn voor tijd ben ik hier kwijtgeraakt. De storm bereikt
windkracht negen tot tien. Het is een gek gevoel wanneer de wind,
die in hevige vlagen van achteren komt, een soort vacuüm voor je
creëert die lucht uit je probeert te zuigen. als je wilt inademen.
De twintig meter van de slee terug naar de ingang van het sneeuwhol
lijken veel langer. De sneeuwduinen voor de slee moeten de honden
zijn. Niet op trappen, alhoewel de beesten volledig stoïcijns zijn
geworden en nergens meer op reageren. We verzamelen zoveel mogelijk
isolatiematjes om naar het sneeuwhol te brengen. Het lijkt erop dat
het hol bijna groot genoeg is om ook de anderen binnen te laten maar
terwijl er iemand zich door de opening naar binnen probeert te wurmen
ontstaat er in het sneeuwhol paniek. Het plafond is het aan het
begeven en komt omlaag. De sneeuw is te zacht door de relatieve hoge
temperatuur van de afgelopen twee dagen en heeft niet voldoende
cohesiekracht. Zo snel mogelijk komen mensen met zoveel mogelijk
spullen het sneeuwhol uit. We proberen buiten de matjes en de andere
spullen niet te laten wegwaaien of in de sneeuw te laten vallen (waar
we ze nooit meer zullen terugvinden). Als we weer buiten staan delft
ook mijn jubelstemming over de hele reis het onderspit tegen
teleurstelling, nattigheid, vermoeidheid en honger.
Aan de geluiden te horen hebben nu een paar mensen onder de
onuitputtelijke energie en optimisme van onze reisleider besloten om
in de kom van de ingestorte sneeuwhut een provisorische tent proberen
op te zetten. Hoe ze het voor elkaar gekregen hebben moeten we later
in relatie tot de andere wereldwonderen maar eens onderzoeken. Op een
geven moment stond er echter een halve tent tegen een rotswand aan
geplakt. Ik ben er samen met vijf anderen in gekropen. De
speekwoordelijke haringen in de ton zouden hier claustrofobisch van
zijn geworden, en kramp in de opgerolde ledematen was een van de
grote problemen. We zitten echter uit de wind. Een aantal van ons
zit echter wel te bibberen in het water. In de opeengepakte tent
stijgt de temperatuur en ontstaat een plas water onder in de tent.
We realiseren ons dat dit type storm minimaal een aantal uren en
maximaal een aantal dagen zal duren.....
Achteraf horen we dat er buiten een nieuw klein sneeuwhol wordt gemaakt.
Twee mensen brengen daar de rest van de nacht in door. De reisleider maakt een
rondje om te checken hoe iedereen er bij zit. Dat wil zeggen....waar
is de tent?! Uiteindelijk weet hij een klein geel puntje te
onderscheiden wat het topje van onze tent moet zijn en wordt het
duidelijk waarom het in onze tent nat maar niet erg koud is. In
korte tijd heeft de storm ons onder twee meter sneeuw bedolven met
alle consequenties van dien voor de isolatie. Maar ook voor het
zuurstofgehalte in de tent! De tentopening is ingesneeuwd en van
binnenuit zullen we hier niet meer uit kunnen komen. Tegen de storm
inwerkend weet hij de tentopening vrij te krijgen en degene die het
meest zit te rillen heeft de kracht en tegenwoordigheid van geest om
te besluiten dat hij het warm moet krijgen en gaat naar buiten om de
schep over te nemen van de reisleider die vervolgens voor de derde
keer die nacht de rugzakken, sneeuwschoenen en skistokken onder een
meter sneeuw vandaan gaat halen om te voorkomen dat ze definitief
verloren gaan onder een immens pak sneeuw. Achteraf blijken we
slechts één sneeuwschep te zijn kwijtgeraakt.
Tegen iedere sneeuwstorm bestand...
Dan fluistert iemand in de tent "volgens mij neemt het razen van de
storm af". Het lijkt te kloppen en het bericht doet iets van mijn
'feel good' gevoel terugkeren. Wanneer tegen twee uur 's ochtends een
oproep komt om te komen helpen een extra tent op te zetten verlaat ik
onze tent. We zetten met ons drieën een andere tent op en wanneer
die staat is er van de storm niet meer dan een briesje over. We
richten ons op en kijken om ons heen. Een heldere sterrenhemel is
verschenen met daarvoor de dans van het noorderlicht. Hier doen alle
superlatieven het beeld te kort. Rondom, over 360 graden, het
noorderlicht. Een honderd keer versnelde euritmie voorstelling.
Voornamelijk groen/wit van kleur maar in vlagen ook geel en rood.
Wat een schouwspel. Wat een dynamiek. Wat een climax na de
onzekerheid en ontberingen van deze nacht. Iedere foto van het
noorderlicht is een lachertje vergeleken bij de werkelijkheid. Het
hele zwerk leeft, danst, kleurt. De kracht van de borealis is haar
dynamiek.
Ik geloof dat we slechts gedrieën dit schouwspel hebben mogen
bewonderen. Later hoorde ik dat sommigen wel iets van onze euforie
hebben gehoord maar het niet meer hebben kunnen opbrengen om tent of
sneeuwhol uit te komen. Totaal begrijpelijk maar eeuwig zonde.
Tot aan het ochtendgloren een paar uurtjes geslapen waarna langzaam
overal gezichten bovenwater komen in een duidelijke 'morning-after'
setting. Her en der gaan mensen graven op zoek naar verloren spullen.
Er wordt ingepakt. Iemand is bezig met het smelten van sneeuw om
toch minimaal de vochthuishouding iets te kunnen aanvullen. De grote
pan met eten wordt teruggevonden. Diepgevroren en oneetbaar. Dines
bindt spullen op de slee en in relatieve stilte vertrekken we met als
eerste doel de hutjes waar we de eerste nacht zijn geweest. Deze
liggen op slechts een paar uur lopen afstand. De verstekeling-hond
heeft echter het achtergelaten voedsel geroken en wil terug. Hij
blijft de slee de verkeerde kant op trekken en moet losgelaten
worden. Met het daglicht is mijn jubelgevoel weer terug maar mijn
lichaam heeft het zwaarder. Gebrek aan vocht en energie maakt het
lopen weer zwaarder. Ook het enorme pak verse sneeuw is pittig.
Een driemanschap zorgt bij toerbeurt voor het spoortrekken aangezien
de honden zonder dat niet omhoog kunnen in de kloof waar we doorheen
moeten. Ook op deze dag is het lopen weer totaal anders. Door de
grote hoeveelheid verse sneeuw is het bij iedere stap weer een
verrassing hoever je er in wegzakt. Wanneer uiteindelijk de hutjes
in zicht komen gaat er een gejuich op in de groep. In relatieve
beschutting kunnen we eten. Daar waren we aan toe. Dan opnieuw
beraadslagen. Wie willen er morgen terug lopen naar Tasiilaq? Op de
heenweg hebben we het stuk in één dag gelopen. Toen echter fit en
met een goede conditie van de sneeuw. De mannen die na de eerste en
tweede dag al op hun tandvlees liepen gaan in de ankers en kunnen/
willen geen stap meer lopen. Het merendeel van de groep vindt het
niet bezwaarlijk om te proberen zo snel mogelijk in Tasiilaq terug
te komen en we besluiten om te kijken of we een rescue kunnen
organiseren. De satelliettelefoon komt te voorschijn en we slaan aan
het bellen. Alhoewel een officiële rescue niet aan de orde is (in de
beschutting van de hutjes is er voor niemand een levensbedreigende
situatie) scheuren de volgende ochtend negen sneeuwscooters voor met
daartussen duidelijk een aantal politieagenten. Deze blijken een
vrije dag te hebben en een centje te willen bijverdienen door een
prive-rescue te organiseren. Ik moet zeggen dat een rit achterop een
sneeuwscooter waarbij negen Inuit een onderlinge race houden om te
zien wie het snelste thuis is, ook een heel bijzondere ervaring is.
Met 140 km/u over bevroren meren razen is een goed moment om
innerlijke gelijkmoedigheid te oefenen.
Terug in de veiligheid van ons onderkomen in Tasiilaq slaat toch al
snel een dubbel gevoel toe. Een werkelijk onvergetelijke reis. Maar
hij is wel grotendeels voorbij. In twee dagen tijd leggen we de
heenweg in omgekeerde volgorde af en laten we de Inuit cultuur en de
prachtige maar grillige rauwheid van Groenland achter ons.
De Inuit zijn duidelijk te gast in Groenland. De natuur is de
heersende grootheid waar al het leven sterk rekening mee dient te
houden. Alhoewel met name in Tasiilaq de invloed van de westerse
(Deense) cultuur zichtbaar is geworden, is de kracht van de Inuit
cultuur en haar binding met de natuur sterk aanwezig. Zo is Groenland
weliswaar formeel protestant; de eerste doop heeft echter pas
plaatsgevonden in 1899 en het oude natuurgeloof lijkt nog altijd veel
meer kracht te hebben.
"The Inuit religion was very complex nature worship. Everything had a soul and was spiritually connected. The universe was at harmony with its elements and the powers of nature possessed a neutral position towards man. When evil (bad hunting, bad weather or illnesses) happened, the source was most likely to be found in people's bad behaviour. The Inuit's didn't have sacred buildings. The nature was sacred, and the Inuit was a child of nature; but life was not a paradise; man's capability of doing evil represented a constant threat to harmony. "